Fijne motoriek; deze wordt later ontwikkeld dan de grove motoriek.
Dit zijn het vasthouden van een potlood/pen, tekenen, knippen, nagels lakken, rits open maken, etc.
Maar ook kleien, eten maken, kralen rijgen, kleuren, knippen, puzzelen en gezelschapsspelletjes zoals memorie (het omdraaien van de kaartjes) zijn fijne motoriek voorbeelden.
De sensoriek houdt de zintuiglijke waarnemingen in, zoals het gehoor, het zicht, de tast, de reuk, de smaak en het evenwicht.
De sensoriek en motoriek gaan altijd in elkaar op.
Door middel van zintuiglijke prikkels reageren we met beweging en mimiek. Maar andersom is ook het geval: bewegingen van het lichaam registreren we weer met het gehoor, het zich, de tast en het evenwichtsorgaan.
Door samenwerking tussen deze twee leert het kind goed te bewegen. De sensoriek en de motoriek samen noemen we dan ook de sensomotoriek.